PDRA & SORA (Categorie SPECIFIC)
Om te vliegen onder een PDRA of SORA moet u als exploitant een exploitatievergunning verkrijgen van het DGLV op basis van uw operationele risicobeoordeling.
Predefined Risk Assessment (PDRA)
Een PDRA is een operationeel scenario waarvoor EASA reeds een risicobeoordeling heeft uitgevoerd. Deze risicobeoordeling is gepubliceerd als een Acceptable Means of Compliance om te voldoen aan Artikel 11 van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947. Een PDRA vereist nog steeds goedkeuring van het DGLV. Het proces zal eenvoudiger verlopen omdat de geplande exploitatie valt onder een van de gepubliceerde PDRAs door EASA.
Wanneer een operatie onder een gepubliceerde PDRA valt, is de exploitant niet verplicht om zelf een risicoanalyse uit te voeren.
De UAS-exploitant moet daarentegen wel:
- De PDRA-tabel invullen,
- Een operationeel handboek opstellen (Operations Manual; OM).
De PDRA-tabel fungeert als een checklist voor het opstellen van de procedures die in het exploitatiehandboek moeten worden opgenomen (zie het EASA-model voor PDRA-S01 als voorbeeld).
Let op: graag wijzen we er u ook op dat de AltMoC mogelijkheid niet gebruikt kan worden voor een PDRA.
Na het opstellen van uw operationele risicobeoordeling en exploitatiehandboek kan uw aanvraag ingediend worden bij het DGLV via het Drone Portal. Indien u niet al uw documentatie kunt uploaden via het Drone Portal, dan kan u deze aan ons bezorgen op het mailadres.
Na het ontvangen van uw operationele autorisatie dekt dit alle vluchten binnen de vastgestelde grenzen, voor een onbeperkt aantal vluchten en tijdsduur, tenzij de DGLV hier expliciet beperkingen aan stelt. Als de exploitant echter in een gebied wil vliegen dat onder een geografische zone valt, kan een aparte vluchtautorisatie vereist zijn door de geozonemanager.
Nadat u de autorisatie van ons ontvangen hebt, moet u vóór u de exploitatie start, altijd op Droneguide verifiëren of u zich bevindt in 1 of meer geozones. In dat geval, moet u bijkomend voldoen aan de (cumulatieve) toegangsvoorwaarden van deze geozone(s), zelfs wanneer u in de categorie SPECIFIC vliegt.
Specific Operations Risk Assessment (SORA)
Indien er geen STS of PDRA beschikbaar is voor uw exploitatie, valt uw exploitatie onder SORA. Voor een beoordeling van het operationele risico volgens de SORA-methode vragen wij u zich te baseren op de door het EASA (uitsluitend in het Engels) gepubliceerde AMC’s en GM’s.
De SORA is een methodologie die gebruikt wordt door EASA voor het classificeren van de risico’s van exploitaties in de categorie SPECIFIC en het vaststellen van risicobeperkende maatregelen en veiligheidsdoelen. De SORA-methodologie helpt de exploitant om operationele beperkingen te identificeren, trainingsdoelen voor essentieel personeel (zoals piloten op afstand, waarnemers, onderhoudstechnici, etc.) vast te stellen, technische vereisten voor de UAS te bepalen en passende operationele procedures te ontwikkelen die in het handboek van de exploitant worden opgenomen.
Het SORA-proces bestaat uit 10 stappen, beginnend met de beschrijving van de exploitatie en de beoordeling van grond- en luchtrisico's:
- Het grondrisico heeft betrekking op het risico dat mensen, eigendommen of kritieke infrastructuren worden geraakt door de UAS. Dit risico wordt beïnvloed door bijvoorbeeld:
- Bevolkingsdichtheid;
- Het type exploitatie:
- Visual Line of Sight (VLOS); of Beyond Visual Line of Sight (BVLOS);
- De grootte en MTOM van de UAS;
- De toegepaste risicobeperkende mitigaties.
- Het luchtrisico betreft de kans op een ontmoeting met bemande vliegtuigen in het luchtruim. Dit risico wordt bepaald door:
- De dichtheid van het bemande luchtvaartuigen in het luchtruim;
- De toegepaste risicobeperkende mitigaties.
Door de resterende lucht- en grondrisico's te combineren (na het toepassen van eventueel bijkomende mitigaties), wordt de intrinsieke risicowaarde van de hele exploitatie, de SAIL (Specific Assurance Integrity Level), vastgesteld. Een hoge SAIL-waarde wijst op een exploitatie met een hoog potentieel risico.
Zodra het SAIL-niveau is bepaald, moet de exploitant voldoen aan de 24 operationele veiligheidsdoelstellingen (OSO’s; Operational Safety Objective) en aantonen dat ze voldoen aan een steeds hogere mate van robuustheid, afhankelijk van de SAIL van de exploitatie. Exploitaties met een hogere SAIL, wat een hoger intrinsiek risico betekent, moeten voldoen aan strengere normen en deze naleving bewijzen aan het DGLV.
Graag wijzen we u ook op de AltMoC mogelijkheid voor stap #9 van de SORA methodologie.
Na het opstellen van uw operationele risicobeoordeling en operationeel handboek kan uw aanvraag ingediend worden bij het via het Drone Portal. Indien u niet al uw documentatie kunt uploaden via het Drone Portal, dan kan u deze aan ons bezorgen op het mailadres.
Na het ontvangen van uw operationele autorisatie dekt dit alle vluchten binnen de vastgestelde grenzen en voor een onbeperkt aantal vluchten, tenzij DGLV hier expliciet beperkingen aan stelt. Als de exploitant echter in een gebied wil vliegen dat onder een geografische zone valt, kan een aparte vluchtautorisatie vereist zijn door de geozonemanager.
Nadat u de autorisatie van ons ontvangen hebt, moet u vóór u de exploitatie start, altijd op Droneguide verifiëren of u zich bevindt in 1 of meer geozones. In dat geval, moet u bijkomend voldoen aan de (cumulatieve) toegangsvoorwaarden van deze geozone(s), zelfs wanneer u in de categorie SPECIFIC vliegt.
Contact
FOD Mobiliteit en Vervoer
Directoraat-generaal Luchtvaart
UAS Departement
Vooruitgangstraat 56
1210 Brussel
E-mail : uas@mobilit.fgov.be
Tel. : +32 (0)2 277 43 07 (maandag van 9 tot 12 uur)